Voor de opleiding Fotoreflectie van de Fotovakschool moest ik als opdracht een bijdrage toevoegen aan een discussie op www.photoq.nl. Ondanks herhaalde vragen aan de moderatoren van deze site is mijn inzending nog niet geplaatst. Waarschijnlijk heeft dat te maken met de overgang naar een geheel nieuwe site, maar ik heb daar van de site beheerder geen verklaring voor gekregen. Ik plaats mijn inzending daarom hier. De oorspronkelijke discussie staat op //www.ediepeters.nl/opiniekwaliteit.html en moet uiteindelijk terechtkomen op deze plek: //www.photoq.nl/articles/discussie/luie-schilders/
Hans den Hartog Jager hangt een modernistische kijk op fotografie aan getuige zijn opmerking “…als geen andere kunstvorm heeft de fotografie, hoe geënsceneerd ook, namelijk de pretentie dat ze een stilstaand, documentair beeld van de werkelijkheid geeft”. Het is jammer dat de criticus geen waardering op lijkt te kunnen brengen voor postmoderne uitingen in de fotografie. Het postmodernisme heeft veel interessante kunst voortgebracht. (Natuurlijk, ook veel bagger. Maar wist u dat in de Gouden Eeuw in de Nederlanden meer dan een miljoen schilderijen zijn gemaakt? Ook die zijn niet allemaal van Rembrandt-niveau).
De oude discussie ‘Is fotografie kunst, moet fotografie realistisch zijn, is fotografie waarheidsgetrouw, mag manipulatie’ die al vanaf het ontstaan van de fotografie leeft, kreeg juist nieuwe impulsen door stromingen als pop-art en conceptual art. En omdat de vroege postmoderne kunstenaars allerlei uitingsvormen, technieken en symbolen combineerden en een nieuwe beeldcultuur creëerden, wakkerden ze ook een andere vraag aan: wat is eigenlijk een foto?
Kruisbestuivingen waren er niet alleen van kunstschilders naar ‘luie schilders’ (zoals Hans den Hartog Jager bepaalde fotografen aanduidt), maar ook van fotografie naar schilderkunst, tussen de reclamewereld en de kunstwereld en tussen schilders en ontwerpers van toegepaste grafiek. Dat heeft nieuwe uitingsvormen opgeleverd, die soms walgelijk banaal ogen, maar als ze goed zijn uitgevoerd enorm opwindend zijn.
We kennen postmodernisme met zijn hang naar concepten nu zo’n veertig jaar, en het nieuwe is er wel vanaf. Dat roept de vraag op of deze stroming op zijn eind loopt. Er zijn signalen die daarop duiden en dat zijn de signalen die Hans den Hartog Jager ook beschrijft als hij het heeft over “iedere sukkel met een Hasselblad”. Alles is al een keer geprobeerd, dus doen we het gewoon nog een keertje in een andere vorm. Pak een conceptje, doe er je dingetje bij, regel publiciteit en we hebben weer een eigentijdse expositie. Galeriehouder ook blij want hij heeft weer een aanstormend talent. Een paar jaar geleden was er in het Duitse Essen een expositie onder de titel “Alle Bilder sind schon da”, dat zegt eigenlijk wel genoeg: we vallen in herhalingen.
Ik erger me nog het meest wanneer ik een platte foto voorgeschoteld krijg waar een context bij gefabriceerd is. Voorbeeld: een recht-toe-recht-aan foto, netjes gemaakt maar niet bijzonder, wordt op superformaat uitgeprint, krijgt een schitterende lijst en hangt meer dan levensgroot in een kunstgalerie. De context (die van de museale expositie) hoort niet bij de foto; staat er los van, is erbij bedacht. Het zijn twee losse entiteiten: de gewoon ogende foto en de kunstlocatie. De foto zou juist op die plek moeten hangen vanwege de intrinsieke kwaliteit van het beeld, maar die herken ik onvoldoende. De foto WORDT kunst WANT hij hangt in een museum en hangt niet op die plek OMDAT hij kwaliteiten heeft. Dat lijkt toch meer op marketing dan op kunstbeoefening? Ik zag deze maand voor het eerst een foto van Andreas Gursky. Ik was op grond van wat ik in publicaties zag niet kapot van zijn werk, maar ik dacht dat ik mijn oordeel moest uitstellen omdat het in de bedoelde context misschien erg overweldigend zou zijn. Maar nee, het was gewoon wat ik dacht dat het was: een erg grote banale foto in een hele mooie lijst. De foto zegt heel bescheiden: “Ik ben een documentaire foto”, maar de omgeving schreeuwt: “NEE!!! Ik ben KUUUUUUNST!”.
Ander voorbeeld: ik zie honderd saaie foto’s van watertorens in een kunsttentoonstelling, maar het blijven platte registraties waar misschien een civiele ingenieur van droomt, maar die niet meer zijn dan wat het eigenlijk zijn: platte registraties. Dit soort foto’s legt valse claims, we kijken met zijn allen naar de nieuwe kleren van de keizer. “Kijk, de keizer heeft mooie nieuwe kleren aan!”. “Nee joh, het is gewoon een Hema-onderbroek”.
Van trendsetters via trendvolgers zijn we nu in de achterhoede van het postmodernisme belandt. Met veel imitaties en halve ideeën. De door Hans den Hartog Jager genoemde nabootsingen van 17e eeuwse stillevens passen hierin. Heb je zelf geen goed idee, recycle er dan een. We worden overspoeld met conceptjes die passen binnen het CKV-onderwijs op middelbare scholen: vierhonderd foto’s van vakwerkhuisjes, vergroten of juist verkleinen van gevonden beelden, een portret op de manier van Andy Warhol……
De kunstcritici en curatoren hebben de taak om een hoge standaard te bewaken. Ik ben het van harte met Hans den Hartog Jager eens als hij zegt ”….. ook kwalitatief onderscheid is ver te zoeken. Rijp en rot, vernieuwend en modieus: de fotomusea tonen alles, als het er maar een beetje prettig uitziet”.
De vraag is natuurlijk of dit te verwijten valt aan luie fotografen of aan luie curatoren en galeriehouders. De expositieinrichters hebben een belangrijke taak die ze onvoldoende serieus nemen. De ultieme vraag “Is het eigenlijk wel goed genoeg” wordt onvoldoende gesteld. Misschien vinden we het allemaal wel even best, zo aan het eind van een tijdperk. Het wordt tijd voor iets anders.