De kracht van Co Rentmeester

Retrospectief Footprints geeft beeld van internationaal topfotograaf

Power. Co Rentmeester is heel stellig: power kenmerkt zijn fotografie.
Het gaat om energie, kracht en dynamiek. Het uit zich niet alleen in de beweging van sport maar ook gewoon in een indringend beeld van een gezicht. De grote vorm van een lichaam. Een compositie waar bepaalde vormen door de foto heen schieten. Het kenmerkt alle genres die hij in zijn 40-jarige loopbaan heeft beoefend.

Co Rentmeester bij zijn geliefde Bosbaan in Amsterdam.

Ik spreek Rentmeester bij de Bosbaan in Amsterdam, de favoriete plek van de oud-Olympisch roeier. Aanleiding is het kloeke boek Footprints waarin het oeuvre van Rentmeester is samengevat. De fotograaf is een beetje teleurgesteld als ik het alleen maar kloek noem. Ik stel hem gerust: het is een uitgebreid verslag van het werk van een geweldige reportagefotograaf. Werk dat nog steeds modern oogt, grote zeggingskracht heeft, betrokkenheid en nabijheid toont en qua onderwerpkeuze en benadering ook vandaag nog gemaakt kan zijn. Daarbij geeft de tekst in het boek een fantastische beschrijving van de uitdagingen en de inventiviteit van deze fotograaf.

Een paar feiten over Rentmeester. Hij was van 1966 tot 1972 staffotograaf van het toonaangevende blad Life Magazine. Won in 1967 World Press Photo en is nog steeds de enige Nederlander die dat gelukt is. Raakte gewond in Vietnam, richtte zich daarna onder andere op natuurfotografie, reizen, sport en commercieel werk. Werkte voor grote tijdschriften (naast Life Magazine ook National Geographic, Stern, Paris Match, Sports Illustrated, New York Times Magazine) en grote bedrijven. Kreeg in 2001 de Paul Huf Award voor zijn oeuvre. Is zijn hele leven ook begenadigd roeier geweest. Was meerdere keren Nederlans kampioen, roeide in1960 tijdens de Olympische Spelen in Rome en is ook nu nog, op 76-jarige leeftijd, actief als roeicoach. Zo’n tweemaal per jaar komt de op Long Island bij New York wonende Rentmeester naar Nederland,vooral voor zijn favoriete sport.

Het eerste contact tussen ons dateert van februari dit jaar. In een email leg ik aan Rentmeester voor dat er weinig werk van hem verkrijgbaar is. Alleen antiquarische uitgaven van een reisverslag over Indonesië en een boek over Hollanders en ijspret. Ik noem hem de most neglected and underestimated Dutch news photographer. Nauwelijks bekend in eigen land, maar met een indrukwekkend internationaal repertoire. Voor Rentmeester is dit een gevoelig punt waar hij niet veel over gezegd wil hebben. Het is duidelijk dat hij zich door een deel van de Nederlandse fotowereld niet erkend voelt. Wel hoopt hij dat Footprints hem die erkenning alsnog zal geven.

Tien jaar geleden stopte hij met fotograferen. Sinds die tijd leeft het idee voor een retrospectief maar de realisatie bleek niet eenvoudig. “Johan wilde niet stoppen” is de bondige verklaring van Rentmeester voor het feit dat het boek er toch gekomen is. Hij doelt op Johan ten Berg, roeivriend, jurist en fotoliefhebber die het idee van het boek levend hield ondanks tegenslagen, waaronder problemen om de uitgave gefinancierd te krijgen.
Het moest een bijzonder boek worden. Rentmeester: “Ik wilde geen fotoboek publiceren waarin ik gewoon chronologisch van de jaren zestig tot 2005 alle mooie foto’s op een rij zet met een bijschriftje erbij. Het moest anders worden, dat bleek al bij onze eerste conversaties. Het moest diepte hebben. Het was moeilijk daarvoor een schrijver te vinden”. Het is vooral het werk van Johan ten Berg en uitgever Marloes Waanders dat Hans Rooseboom, conservator fotografie van het Rijksmuseum, daarvoor is gevonden.

Footprints laat de diverse richtingen zien waarin Rentmeester zich begeven heeft, waarbij de nadruk ligt op het werk voor Life Magazine. De carrière van Rentmeester kent ogenschijnlijk scherpe wendingen, van oorlogsfotografie naar natuur, naar reizen en sport en uiteindelijk naar overwegend commercieel werk. Hij zegt die breekpunten niet zelf opgezocht te hebben. Ze vallen samen met belangrijke gebeurtenissen in zijn leven.

Het begon toen hij in 1966 als 30-jarige als staffotograaf in dienst kwam van Life Magazine. “Ik zat ineens midden tussen hele beroemde fotografen. Alfred Eisenstaedt, Elliot Erwitt, George Silk: hele grote mensen, de elite van de fotojournalistiek. Daar moest ik dus mee concurreren als jonge jongen. En men verwacht dan dat je achter de brandweerauto’s aan gaat draven. Ik moest een richting kiezen. Toen heb ik dus tweeëneenhalf jaar doorgebracht in Vietnam”.
Hij maakte er indrukwekkende reportages. In 1967 werd hij in zijn linkerhand geschoten, moest veel operaties ondergaan, wist niet of hij nog als fotograaf zou kunnen werken. Kreeg er ook nog malaria bij. Zijn editor stelde een sabbatical voor, met misschien een opleiding tot documentairemaker. Rentmeester wilde echter proberen of hij zijn werk kon hervatten; vocht zich terug met een nieuw onderwerp: de dierenwereld en had succes. “Niets is beter dan succes” zegt hij nuchter.

De volgende wending kwam eind 1972 toen Life Magazine ermee ophield: “De hele staf inclusief Co Rentmeester stond op straat. Als jonge vader met een tweeling van twee jaar oud en een grote hypotheek. Ik ben toen als freelancer verder gegaan”.
Geleidelijk veranderde de verhouding van 70 % redactioneel en 30 % commercieel werk naar 90 % commercieel. “Mijn kinderen gingen naar de universiteit. Het was toen ook een economisch besluit om mijn fotografie te richten op meer lucratieve … hoe zal ik dat zeggen: op betere inkomsten”.
Maar ook onder het commerciële werk staat duidelijk de signatuur van de inventieve reportagefotograaf: “Uiteraard koos ik klanten op basis van mijn stijl. Voor Exxon zit je dus niet op een kantoor ergens een paar computers te fotograferen. Nee, je zit op boortorens op de Noordzee. Avontuurlijk. Woeste golven. Prachtig licht. Schitterende beelden”. Ook de Marlboro-campagne waar hij in de tachtiger en negentiger jaren aan werkte leverde spectaculair documentair beeld op.

Ik vraag of hij van het begin af aan een internationale carrière heeft nagestreefd, omdat hij na zijn Olympische deelname in 1960 naar Amerika ging voor zijn fotografieopleiding. Maar ook dit is weer zo’n gebeurtenis die hem overkwam. “Ik ging naar Amerika omdat ik een aanbod had voor een job als executive in de houthandel. In zes tot acht maanden zou ik de beginselen leren maar binnen drie maanden zag ik het niet meer zitten”. Hij hield zijn conditie bij met hardlopen en op het sportterrein van de plaatselijke high school werd hij door de principal aangesproken. Die zette hem op het spoor van het Art Center College of Design in Los Angeles waar hij in 1965 zijn bachelor fotografie behaalde.

In ons gesprek zal de periode bij Life Magazine overheersen: “Het was het paradijs”. In het begin werd hij vooral gebriefd door redacteuren en moest hij hun verhaal verbeelden. Al snel kreeg hij meer vrijheid om zijn eigen verbeelding te laten werken. Een van de hoogtepunten was een pre-Olympisch essay in het voorjaar van 1972 waarvoor de oud-topsporter negen atleten moest fotograferen voor een reportage van 18 pagina’s. Het leverde onder andere de foto van Mark Spitz op waarmee hij bij World Press Photo dat jaar de categorie Sport won. Rentmeester vertelt smakeljk wat hij voor deze foto moest doen. Hij stond met een speciale camera op statief in het bad. Voor een andere opname huurde hij een rolstoel en liet zich daarin door een assistant langs het zwembad rijden terwijl Spitz zijn baantjes trok. Dat gaf hem de gelegenheid gelijk op te gaan met de zwemmer en een reeks foto’s te maken.

De vrijheid die hij van de redactie kreeg was groot: “Je moest je eigen voorbereidingen doen. Alleen als je echt heel bijzondere onkosten had dan moest je opbellen. Ik was een maand aan het werk en niemand viel me lastig, niemand vroeg: wat ben je nu aan het doen? Zo lang het maar geen wilde ideeën waren kon ik zelfs een vliegtuig charteren als het nodig was”
“Je neemt dus de tijd, je zet het beeld in elkaar. Voordat je die atleten benadert neem je de opname door met een assistant om te kijken hoe het er uit ziet. Hoe het licht is. Zit ik wel op het goede pad?”.
Talloos zijn de anecdotes. “Op een gegeven moment willen we fotograferen hoe een F14 Tomcat een nucleair vliegdekschip benadert. Op de staart van het gevechtsvliegtuig willen we een camera bevestigen. Dat is een hele dure zaak want we moesten een modificatie aanbrengen aan een vliegtuig waarvoor toestemming van de luchtvaartautoriteiten nodig was”. Het levert nog wel een probleem op met de ontstane wrijving: “Die jongens komen dus supersonic aanvliegen. Ik kan het me nog herinneren, ik had een 20 mm lens. Verbrand. Nou, niet echt verband maar het glas was bijna gesmolten. En dan had je dus vier camera’s bij je en drie waren er kapot dus ik had er nog maar één over. Dat was toen baanbrekend”.
“Ik heb altijd zo gewerkt. Ik probeerde dus altijd de randjes van de techniek op te zoeken. Je probeert de mogelijkheden van de fotografie een klein beetje verder te duwen. Meer gevanceerd. Betere, snellere lenzen. En ander gebruik van film. Duurdere film”.

Het vooraf uitwerken van een idee en nauwkeurige voorbereiding is heel belangrijk voor Rentmeester. Footprints toont veel sterk uitgewerkte concepten.
“Bij iedere foto die ik moet maken, zit ik te denken: hoe zie ik dat in mijn hoofd, wat kan ik daarmee doen”. Ik stel dat hij zich niet snel onvoorbereid in een onbekende situatie zal begeven. “Ja, wáár je kunt bereid je je voor! In een hoop gevallen kun je dat niet en dan moet je meteen onmiddelijk reageren. Wanneer een schietpartij begint of een bombardement dan moet je gewoon echt, echt heel snel zijn”.

In Vietnam bevestigt Rentmeester bijvoorbeeld een camera met afstandsbediening in een brandstoftank van een bommenwerper, om een foto te maken op het moment dat het bommenluik opengaat. De opname mislukt, hij modificeert en stijgt met de eerstvolgende vlucht weer op. “Daar was ik erg mee bezig. Hoe kan ik een interessant beeld maken. 70.000 pond bommen die uit dat toestel kwamen. Hoe kon ik dat dramatisch laten zien?”

Een andere anecdote gaat over het fotograferen van een miljoen ééndollarbiljetten. Dat werd een stapel met een grondvlak van 1,25 bij 1,25 meter, vier meter hoog. Voordat hij bij de Federal Reserve in Dallas zijn miljoen biljetten mocht gebruiken had hij alles thuis uitgekiend.
Het zijn mooie verhalen, maar Rentmeester alleen maar typeren als technisch vernuft zou hem tekort doen. Hij laat bijvoorbeeld in zijn reisreportages zien dat hij met sobere middelen kan werken en een enorm gevoel van nabijheid kan creëren.

Ik vraag hem wat zijn drijfveer was, foto’s met veel impact maken of zijn collega’s de loef afsteken. Rentmeester: “Beide. Ik wilde altijd iets anders presenteren dan mijn collega’s. De competitie was voor mij erg belangrijk. Niets gaf mij meer vreugde dan dat ik een betere foto had dan mijn collega’s.

Met zijn gerenommeerde collega’s had hij een goede professionele verstandhouding. “Maar het was heel duidelijk: ik werkte voor mezelf. En ik deed ook geheimzinnig over wat ik aan het doen was. Je gaat niet naar je collega’s om een foto te laten zien . Het moment dat je met je fotografie naar de editor gaat, dát is het moment. Maar iedereen deed hetzelfde, zij lieten hun foto’s ook niet aan mij zien”. Toch was er geen sprake van grote rivaliteit. Als het tijdschrift uitkwam waren er complimenten over en weer.

Niet alle opdrachten bevielen hem. “De managing editor of de assistant managing editor van Life Magazine heeft mij een keer gevraagd of ik naar het White House wilde gaan om de Nixon familie te fotograferen. Dat was bij het huwelijk van zijn dochter Tricia. Wat ik met ontzettende tegenzin heb gedaan. En toen kwam ik terug met die foto’s en ik had al mijn collega’s als een kudde daar in de Rose Garden achter een touwtje zien staan met hun camera. Nooit meer, heb ik toen gezegd. Je kunt me overal naar toe sturen, nooit meer daar naar toe”.

Er is geen twijfel als ik vraag met welke fotografen hij verwantschap voelt: “Irving Penn. Nou, dat werd mijn god. En het is nog steeds mijn god. Er is geen fotograaf die beter heeft kunnen laten zien wat fotografie waard is. Niet alleen in zijn schitterende still lifes, maar ook in de fantastische fashion fotografie die hij heeft gedaan voor Vogue“.
Ik vraag hem naar reportagefotografe en krijg drie namen: Eugene Smith, Grey Villet en George Silk.
Terug naar Footprints. We komen te spreken over de vormgever, die ook het standaardwerk Dutch Eyes heeft ontworpen: een overzicht van de Nederlandse fotografie waarin beeld van de World Press winnaar ontbreekt. Het zit hem wel dwars, maar hij praat er niet graag over. “Ik hoor er niet bij. Ik ben misschien te Amerikaans. Ze weten niet wat ze met mij aan moeten”.

Wat kunnen we nog verwachten van Co Rentmeester? “Film. Ik wil nog graag wat filmwerk doen. De Perfecte Haal, de dvd uit 2006, daar ben ik eigenlijk wel trots op. Dat is de eerste documentaire film die ik gemaakt heb. Daar kun je de stijl van mijn fotografie in herkennen”.