Het Haagse Fotomuseum heeft tot mei een overzichtstentoonstelling van de (ondergewaardeerde) Zwitserse fotograaf Werner Bischof. De beelden worden getoond als vintage prints van bescheiden afmetingen, soms afgewisseld met delen van contactsheets, met beperkte begeleidende tekst. Dat stelt je in staat om zelfstandig het werk te interpreteren en de ontwikkeling van Bischof te volgen.
Deze terughoudende manier van exposeren heeft een paar voor- en nadelen:
- Je moet zelf een beeld vormen van de onderwerpen, de werkwijze van de fotograaf, zijn opdrachtgevers, gebruikte technieken en de context van de tijd waarin het beeld gemaakt werd.
- Door naar eenvormig gepresenteerde foto’s te kijken moet je zelf een betekenis en rangorde aanbrengen. Dat betekent dat je zorgvuldiger moet kijken en ook je eigen kennis van de jaren net na WO II in stelling moet brengen.
- Een tiental goedgekozen foto’s, op grootformaat volgens de nieuwste technieken gepresenteerd, zouden op je netvlies gebrand worden en bijdragen aan een betere waardering van deze geweldige fotograaf.
- De uitzonderlijke esthetische kwaliteit van veel beelden zou beter tot zijn recht komen in een modernere presentatie.
Dat je moeite moet doen om de foto’s te interpreteren en Bischofs werkwijze te construeren is eigenlijk heel prettig. Zijn beelden laten zich goed lezen. En bepaalde problemen die hij tegenkwam haal je ook echt uit zijn foto’s. Dat Bischof zich rond 1952 ging afvragen of hij wel goed bezig was met het uitvoeren van journalistieke opdrachten is ook zonder toelichting uit de foto’s te halen. Zijn latere werk lijkt minder geconcentreerd, minder bijzonder, met minder menselijk contact.
Je gaat je afvragen of dit te maken heeft met de heel andere cultuur in India en Azië waar de Zwitser niet goed mee overweg kon, maar al bladerend in het boek “Werner Bischof – Backstory”, dat in de museumzaal een plekje heeft gekregen, blijkt dat hij twijfels had bij de manier waarop reportagefotografen moesten acteren. Werken in opdracht binnen een door een redactie bedacht format stond hem tegen omdat het echte verhaal vaak anders was dan het ter redactie bedachte verhaal. Hij had ook moeite met de werkwijze van fotojournalisten die voor grote tijdschriften en persbureaus verslag deden, waarbij verhalen vaak door PR medewerkers waren voorgekookt.
“Backstory” is een bijzondere aanvulling op de expositie. Het geeft inzicht in Bischofs beweegredenen, frustraties en ontwikkeling en een aantal inzichten is nog verrassend eigentijds. Het boek laat je echter niet zelf tot een inzicht in zijn werk komen en dat doet de tentoonstelling wel. De combinatie van de twee is misschien wel het mooist.
En dan mis ik eigenlijk ook nog wel die tien grootse museumafdrukken waardoor zijn werk je altijd bijblijft. Foto’s waarmee hij probleemloos naast geweldenaars als Dorothea Lange, Margareth Bourke-White, Paul Strand en Eugene Smith kan staan.