Voor de Deutsche Börse Prize 2012 had ik een voorkeur voor Rinko Kawauchi, dit jaar had ik een voorkeur voor Chris Killip. Beide kandidaten grepen naast de fotografieprijs.
Van Chris Killips werk was ik erg onder de indruk geraakt tijdens een expositie in het Folkwang Museum in het Duitse Essen, in april vorig jaar (zie bespreking). Zijn belangrijkste documentaire werk met de series Seacoal en In Flagrante beslaat een overzichtelijke periode (pakweg 20 jaar) waarin Engeland in een diepe crisis vertoefde. Het was de tijd van Thatcher, met de sluiting van kolenmijnen en met massaontslag gepaard gaande privatiseringen. Killip fotografeerde met een geweldige intensiteit, die hij goed weet over te brengen door zijn betrokkenheid bij het onderwerp, de vertrouwdheid met de mensen die hij portretteert en zijn fabelachtige zwartwittechniek. Door op grootformaat te werken bereikt hij een detaillering die je in zijn foto’s zuigt. Ter illustratie: in Essen werd ik vriendelijk door een suppoost verzocht afstand te houden van de foto’s omdat het alarm al een paar keer was afgegaan. Ik kende Killips werk niet en werd en erg door gegrepen. Vandaar mijn voorkeur voor deze kandidaat van de Deutsche Börse Prize. Killip ging na zijn fameuze series in het noordwesten van Engeland lesgeven en dat heeft er misschien aan bijgedragen dat hij nu minder bekend is.
De winnaars van Deutsche Börse 2013 zijn Adam Broomberg en Oliver Chanarin. Voor een hedendaagse prijs is dat denk ik wel verdiend. Killip zou een keuze voor het verleden, voor traditie geweest zijn. Broomberg en Chanarin is een keuze voor het nu.
Dit duo timmert al weer twintig jaar samen aan de weg. Ze werkten ooit in een duobaan als creative directors van het blad Colors van Benetton (het bedrijf dat bekend staat om veel controversiële publicaties) en zijn nu vooral bekend van exposities en bijzondere boeken waarin ze fundamenteel onderzoek naar de betekenis van beeld. Dat doen ze op een bijzonder eigentijdse postmoderne manier door enerzijds zelf te fotograferen en anderzijds bestaand materiaal te hergebruiken.
In het boek War Primer 2 waarmee ze de Deutsche Börse Prize wonnen deden ze het laatste: ze combineerden foto’s uit de tweede wereldoorlog met foto’s die de War on Terror illustreren. Aan de kijker is het om overeenkomsten en verschillen, betekenissen en waardeoordelen te formuleren.
Het werk van het duo begeeft zich op andere niveaus dan het formidabele maar traditionelere documentaire fotografie van Chris Killip. Dat werk is directer ook al kent het heel veel dimensies: het gaat net zo goed over sociale verschillen, klassenstrijd, armoede en verveling als over esthetiek, fototechniek, bezieling en diepgaand investeren in menselijke contacten.
War Primer 2 gaat over fundamenteler onderzoek. Het veronderstelt van de kijker een goede kennis van de recente geschiedenis, het kennen van belangrijke beelden uit het publieke domein en het betekenis kunnen geven aan historische momenten. Zonder die achtergrondkennis zijn de beelden van Broomberg en Chanarin niet te duiden. Aan de andere kant: het werk van de twee kan je ook aanzetten tot verdieping in de recente geschiedenis, tot meningsvorming en stellingname. Het vergt een actieve en filosofische instelling van de beschouwer. Daarom gaat het verder dan interessante fotografie en daarom kan ik mij wel vinden in de keuze voor Broomberg en Chanarin boven Chris Killip.
De titel War Primer 2 verwijst naar een publicatie van Bertold Brecht en ook daarmee wordt weer een associatie gecreëerd. Voor meer informatie over de prijswinnende publicatie zie
War Primer 2 bij MackBooks.
Het boek is niet meer te koop maar een ebook-versie kun je hier downloaden: download War Primer 2.
Voor een interview over hun werkwijze:
interview Time Magazine.