Een kort bericht op de site van The New Yorker berichtte over familiefoto’s die teruggevonden zijn na de tsunami in Japan voorjaar 2011. Het bericht luidde als volgt:
This month marks one-year anniversary of last year’s disasters in Japan […] One of the most powerful visual representations of this recovery came not from professional photographers but from ordinary citizens. The Lost & Found Project is an exhibition that grew out of the Salvage Memory Project, a volunteer effort from across the country which has recovered some three quarters of a million photographs that had been lost in the town of Yamamoto during the earthquake and tsunami. According to the artist Munemasa Takahashi, who leads the project, they’re “mostly snapshots of special family occasions and holidays that anyone would take.” Each photograph was washed, digitized, and numbered according to where it was found, and twenty thousand have been returned to their original owners.
Deze foto’s werden er bij getoond:
Het bericht zette mij over een aantal zaken aan het denken:
- Waarom kom het begrip ‘kunst” bij mij op?
- Moeten deze foto’s teruggegeven worden aan de nabestaanden of hebben ze als nationaal erfgoed meer waarde?
- Wat zijn herinneringen? Hoe werken ze?
- Waar is een herinnering individueel en waar collectief? En kun je uit flarden informatie weer een beeld reconstrueren?
De eerste twee vragen wil ik hier een beetje onderzoeken, de andere twee vragen probeer ik in een volgend blog te beschrijven.
Eigenlijk is het heel gek dat ik bij de foto’s meteen aan kunst denk. Je zou geschokt moeten zijn door het menselijk leed dat erachter zit; bij een eerste foto uit de Abu Graib gevangenis in Irak dacht ik ook: is het een performance of is dit echt gebeurd? Blijkbaar vermengen wij realiteit en fictie heel snel met elkaar. Waar Abu Graib mij aan performancekunst doet denken koppel ik de tsunamifoto’s aan het begrip “kunst” omdat het lijkt of er technieken uit de kunst zijn toegepast. Vervaging, structuurverandering, uitscheuren, bleken, stempelen zie je in deze beelden terug. De veranderingen zijn niet met opzet door een kunstenaar aangebracht maar ze hebben wel dat effect. En bij de tsunamifoto’s denk ik ook terug aan Noorderlicht 2009, aan de Argentijnse fotograaf Seba Kurtis die foto’s van Afrikaanse bootvluchtelingen in zeewater liet drijven, ze daarna opviste en de vervaagde platen exposeerde. Misschien is het dus helemaal niet vreemd om bij de teruggevonden familiefoto’s aan kunst te denken.
Wat zou er met dit beeld moeten gebeuren? Het ligt voor de hand om gevonden foto’s zoveel mogelijk te conserveren en aan de familie terug te geven. Immers, familiefoto’s zijn voor veel mensen een dierbaar bezit. De foto’s die ik bij het bericht zag zijn de familiefoto echter voorbij. Veel is er niet op te herkennen: je ziet flarden. Een fragment van een straat, een stuk van een jurk, een deel van een persoon. En als je veel van die flarden bij elkaar voegt kun je misschien toch weer een beeld construeren, niet van individuele mensen maar van een collectieve samenleving. Die reconstructie zou een hoger doel kunnen zijn dan teruggave aan nabestaanden. Het zou ook voor nabestaanden zelfs waardevoller kunnen zijn om dat completere beeld te krijgen.
Ik dacht hier ook aan omdat ik deze week een video onder ogen kreeg van Andrea Stultiens. Zij betoogde dat van veel Afrikaanse landen geen geschiedenis aanwezig is omdat bij iedere verandering van regime de oude informatie vernietigd wordt. En daarom doen we het vaak met een summiere geschiedenis die met Engelse koloniale bril is opgeschreven. Andrea re-creëert stukken geschiedenis aan de hand van familiearchieven (vaak niet meer dan een schoenendoos met wat officiële documenten en wat foto’s) en de verhalen die mensen erbij vertellen.
Bij de 15 foto’s die bij het weblog van The New Yorker staan vroeg ik mij ook af of ze zich lenen voor het re-creëren van de geschiedenis. Mijn conclusie is dat deze beelden zo vervaagd zijn dat ze zich niet meer lenen voor het reconstrueren van een samenleving. Bovendien zijn er heel veel andere bronnen waarmee je de Japanse samenleving van 2011 kunt bestuderen. De samenleving van vóór de tsunami is goed gedocumenteerd en dat geldt ook voor de gevolgen van de tsunami zelf. Het gaat niet over een Pompeii waar de archeologische resten en teruggevonden muurschilderingen de oude tijd bij ons terugbrengen. Dus mijn antwoorden op de vragen die ik mezelf heb gesteld luiden:
- Deze foto’s doen mij aan kunst denken omdat ze doen denken aan artistieke technieken en omdat kunstenaars het proces van vervaging door foto’s in water te gooien hebben toegepast
- Niet alle teruggevonden foto’s zou je als nationaal erfgoed moeten beschouwen. Ze zijn teveel vervaagd en er zijn veel andere bronnen die de samenleving van 2011 beter documenteren. Omdat er geen hoger belang is moeten de beelden voor zover mogelijk aan nabestaanden worden teruggegeven.
Ik heb nog wel een overweging dat een selectie van beelden heel goed bruikbaar is als onderdeel van een veelzijdig documentatieproject over de gevolgen van de tsunami. Deze beelden bieden een andere invalshoek omdat ze je laten kijken naar het persoonlijke zonder direct slachtoffers te portretteren. Kunst kan je met andere ogen laten kijken naar een gebeurtenis, zoals de Japanse fotograaf Shomei Tomatsu gesmolten glazen flesjes en een stilstaand horloge fotografeerde als getuigen van de kernexplosies in Nagasaki en Hiroshima. Door zich op de voorwerpen te concentreren vertelt hij het verhaal indirect. De schuldvraag wordt daarbij niet gesteld en dat maakt het voor iedereen mogelijk over de gebeurtenis na te denken.
De volgende keer wil ik aan de hand van de tsunamifoto’s een beetje verkennen hoe herinneringen werken.